meezendt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·zendt

Werkwoord

vervoeging van
meezenden

meezendt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meezenden
    • ... dat jij meezendt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meezenden
    • ... dat hij meezendt. 

Gangbaarheid