meesjouwt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·sjouwt

Werkwoord

vervoeging van
meesjouwen

meesjouwt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meesjouwen
    • ... dat jij meesjouwt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meesjouwen
    • ... dat hij meesjouwt. 

Gangbaarheid