meerekenden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·re·ken·den

Werkwoord

vervoeging van
meerekenen

meerekenden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meerekenen
    • ...dat wij meerekenden. 
    • ...dat jullie meerekenden. 
    • ...dat zij meerekenden. 

Gangbaarheid