meeprofiteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·pro·fi·teert

Werkwoord

vervoeging van
meeprofiteren

meeprofiteert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meeprofiteren
    • ... dat jij meeprofiteert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meeprofiteren
    • ... dat hij meeprofiteert. 

Gangbaarheid