meeprofiteerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·pro·fi·teer·den

Werkwoord

vervoeging van
meeprofiteren

meeprofiteerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meeprofiteren
    • ...dat wij meeprofiteerden. 
    • ...dat jullie meeprofiteerden. 
    • ...dat zij meeprofiteerden. 

Gangbaarheid