meehelpt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·helpt

Werkwoord

vervoeging van
meehelpen

meehelpt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meehelpen
    • ... dat jij meehelpt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meehelpen
    • ... dat hij meehelpt.