meegroeit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·groeit

Werkwoord

vervoeging van
meegroeien

meegroeit

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meegroeien
    • ... dat jij meegroeit. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meegroeien
    • ... dat hij meegroeit. 

Gangbaarheid