meefietsten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: meefietsten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mee·fiets·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
meefietsen |
meefietsten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meefietsen
- ...dat wij meefietsten.
- ...dat jullie meefietsten.
- ...dat zij meefietsten.
- ...dat wij meefietsten.