meedronk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mee·dronk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
meedrinken |
meedronk
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meedrinken
- ... dat ik meedronk.
- ... dat jij meedronk.
- ... dat hij, zij, het meedronk.
- ... dat ik meedronk.