meedronk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·dronk

Werkwoord

vervoeging van
meedrinken

meedronk

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meedrinken
    • ... dat ik meedronk. 
    • ... dat jij meedronk. 
    • ... dat hij, zij, het meedronk.