medebrengt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·de·brengt

Werkwoord

vervoeging van
medebrengen

medebrengt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van medebrengen
    • ... dat jij medebrengt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van medebrengen
    • ... dat hij medebrengt.