Naar inhoud springen

maximeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maxi·meer

Werkwoord

vervoeging van
maximeren

maximeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van maximeren
    • Ik maximeer. 
  2. gebiedende wijs van maximeren
    • Maximeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van maximeren
    • Maximeer je? 

Gangbaarheid