massificeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mas·si·fi·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
massificeren

massificeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van massificeren
    • Ik massificeerde. 
    • Jij massificeerde. 
    • Hij, zij, het massificeerde. 

Gangbaarheid