marginaliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mar·gi·na·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
marginaliseren |
marginaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marginaliseren
- Ik marginaliseer.
- gebiedende wijs van marginaliseren
- Marginaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marginaliseren
- Marginaliseer je?
Gangbaarheid
- Het woord marginaliseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.