marcheerde op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·cheer·de op

Werkwoord

vervoeging van
opmarcheren

marcheerde op

  1. enkelvoud verleden tijd van opmarcheren
    • Ik marcheerde op. 
    • Jij marcheerde op. 
    • Hij, zij, het marcheerde op.