macramee
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·cra·mee
Werkwoord
vervoeging van |
---|
macrameeën |
macramee
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van macrameeën
- Ik macramee.
- gebiedende wijs van macrameeën
- Macramee!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van macrameeën
- Macramee je?