machtigden
Uiterlijk
- Geluid: machtigden (hulp, bestand)
- mach·tig·den
vervoeging van |
---|
machtigen |
machtigden
- meervoud verleden tijd van machtigen
- Wij machtigden.
- Jullie machtigden.
- Zij machtigden.
- Wij machtigden.
- Het woord machtigden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.