maakte vuil
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: maakte vuil (hulp, bestand)
Woordafbreking
- maak·te vuil
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vuilmaken |
maakte vuil
- enkelvoud verleden tijd van vuilmaken
- Ik maakte vuil.
- Jij maakte vuil.
- Hij, zij, het maakte vuil.
- Ik maakte vuil.