losstond
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- los·stond
Werkwoord
vervoeging van |
---|
losstaan |
losstond
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van losstaan
- ... dat ik losstond.
- ... dat jij losstond.
- ... dat hij, zij, het losstond.
- ... dat ik losstond.
- ▸ Hij bezwoer dat hij alleen maar verliefd was geraakt en dat dat helemaal losstond van de lengte van zijn verlof, maar dat er nieuwe verlofdagen kwamen, dat hij elke dag naar haar zou verlangen en zo verder. Toen hij eindelijk wegkwam, was hij even opgelucht als altijd.[1]
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265