losbrandt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·brandt

Werkwoord

vervoeging van
losbranden

losbrandt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losbranden
    • ... dat jij losbrandt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losbranden
    • ... dat hij losbrandt. 

Gangbaarheid