Naar inhoud springen

loefde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 13 mei 2017 om 02:35 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *loef·de {{-verb-|0}} {{ovt-enk|loeven}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • loef·de
vervoeging van
loeven

loefde

  1. enkelvoud verleden tijd van loeven
    • Ik loefde. 
    • Jij loefde. 
    • Hij, zij, het loefde.