lobi
Uiterlijk
- lo·bi
- geen meervoud, van Surinaams lobi [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lobi | |
verkleinwoord |
het lobi o
- (straattaal) gevoel van diepe affectie, genegenheid of waardering
- Ik heb veel lobi voor mijn famiri.
- Het woord 'lobi' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑
Weblink bron
Marc De Coster“ENSIE : Woordenboek van Populair Taalgebruik : lobi” (9 september 2024)
[A] lobi
[A] lobi
- overgankelijk houden van
- beminnen, verliefd zijn
- gesteld zijn op, opschieten met
- graag doen, gewoon zijn
- lekker vinden
- [1.3] gwenti
[B] lobi
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Woord zonder meervoud in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Straattaal in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Surinaams
- Woorden in het Surinaams met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Surinaams
- Werkwoord in het Surinaams
- Overgankelijk werkwoord in het Surinaams