Naar inhoud springen

lijmde aaneen

Uit WikiWoordenboek
  • lijm·de aan·een
vervoeging van
aaneenlijmen

lijmde aaneen

  1. enkelvoud verleden tijd van aaneenlijmen
    • Ik lijmde aaneen. 
    • Jij lijmde aaneen. 
    • Hij, zij, het lijmde aaneen.