lamsla

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam·sla

Werkwoord

vervoeging van
lamslaan

lamsla

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lamslaan
    • ... dat ik lamsla. 
vervoeging van
lamslaan

lamsla

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van lamslaan
    • ... dat men lamsla.