laagvlogen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • laag·vlo·gen

Werkwoord

vervoeging van
laagvliegen

laagvlogen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van laagvliegen
    • ...dat wij laagvlogen. 
    • ...dat jullie laagvlogen. 
    • ...dat zij laagvlogen.