kruisjaste
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kruisjaste (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kruis·jas·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kruisjassen |
kruisjaste
- enkelvoud verleden tijd van kruisjassen
- Ik kruisjaste.
- Jij kruisjaste.
- Hij, zij, het kruisjaste.
- Ik kruisjaste.