kritiseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kri·ti·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kritiseren |
kritiseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kritiseren
- Ik kritiseer.
- gebiedende wijs van kritiseren
- Kritiseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kritiseren
- Kritiseer je?