koekte aaneen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koek·te aan·een

Werkwoord

vervoeging van
aaneenkoeken

koekte aaneen

  1. enkelvoud verleden tijd van aaneenkoeken
    • Ik koekte aaneen. 
    • Jij koekte aaneen. 
    • Hij, zij, het koekte aaneen.