koekte aaneen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- koek·te aan·een
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aaneenkoeken |
koekte aaneen
- enkelvoud verleden tijd van aaneenkoeken
- Ik koekte aaneen.
- Jij koekte aaneen.
- Hij, zij, het koekte aaneen.
- Ik koekte aaneen.