kluisterde aaneen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kluis·ter·de aan·een

Werkwoord

vervoeging van
aaneenkluisteren

kluisterde aaneen

  1. enkelvoud verleden tijd van aaneenkluisteren
    • Ik kluisterde aaneen. 
    • Jij kluisterde aaneen. 
    • Hij, zij, het kluisterde aaneen.