klemrijdt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klem·rijdt

Werkwoord

vervoeging van
klemrijden

klemrijdt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klemrijden
    • ... dat jij klemrijdt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klemrijden
    • ... dat hij klemrijdt.