Naar inhoud springen

kleinkrijg

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 12 jul 2017 om 16:29 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *klein·krijg {{-verb-|0}} {{1ps-bijz|klein...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • klein·krijg
vervoeging van
kleinkrijgen

kleinkrijg

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleinkrijgen
    • ... dat ik kleinkrijg.