klapwiek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- klap·wiek
Werkwoord
vervoeging van |
---|
klapwieken |
klapwiek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klapwieken
- Ik klapwiek.
- gebiedende wijs van klapwieken
- Klapwiek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klapwieken
- Klapwiek je?