kieskauwde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kieskauwde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kies·kauw·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kieskauwen |
kieskauwde
- enkelvoud verleden tijd van kieskauwen
- Ik kieskauwde.
- Jij kieskauwde.
- Hij, zij, het kieskauwde.
- Ik kieskauwde.