ketende aaneen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ke·ten·de aan·een

Werkwoord

vervoeging van
aaneenketenen

ketende aaneen

  1. enkelvoud verleden tijd van aaneenketenen
    • Ik ketende aaneen. 
    • Jij ketende aaneen. 
    • Hij, zij, het ketende aaneen.