kanonneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·non·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
kanonneren

kanonneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van kanonneren
    • Ik kanonneerde. 
    • Jij kanonneerde. 
    • Hij, zij, het kanonneerde.