kanaliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·na·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
kanaliseren

kanaliseerden

  1. meervoud verleden tijd van kanaliseren
    • Wij kanaliseerden. 
    • Jullie kanaliseerden. 
    • Zij kanaliseerden.