kanaliseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kanaliseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ka·na·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kanaliseren |
kanaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kanaliseren
- Ik kanaliseer.
- gebiedende wijs van kanaliseren
- Kanaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kanaliseren
- Kanaliseer je?