kaartspeelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaart·speel·den

Werkwoord

vervoeging van
kaartspelen

kaartspeelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van kaartspelen
    • ...dat wij kaartspeelden. 
    • ...dat jullie kaartspeelden. 
    • ...dat zij kaartspeelden.