jouïsseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jou·is·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
jouïsseren

jouïsseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van jouïsseren
    • Ik jouïsseerde. 
    • Jij jouïsseerde. 
    • Hij, zij, het jouïsseerde. 

Gangbaarheid