jamde
Uiterlijk
- jam·de
vervoeging van |
---|
jammen |
jamde
- enkelvoud verleden tijd van jammen
- Ik jamde.
- Jij jamde.
- Hij, zij, het jamde.
- Ik jamde.
- Het woord jamde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
jammen |
jamde