jaagde uiteen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jaag·de uit·een

Werkwoord

vervoeging van
uiteenjagen

jaagde uiteen

  1. enkelvoud verleden tijd van uiteenjagen
    • Ik jaagde uiteen. 
    • Jij jaagde uiteen. 
    • Hij, zij, het jaagde uiteen.