inzworen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·zwo·ren
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inzweren |
inzworen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inzweren
- ...dat wij inzworen.
- ...dat jullie inzworen.
- ...dat zij inzworen.
- ...dat wij inzworen.
vervoeging van |
---|
inzweren |
inzworen