inzonken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·zon·ken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inzinken |
inzonken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inzinken
- ...dat wij inzonken.
- ...dat jullie inzonken.
- ...dat zij inzonken.
- ...dat wij inzonken.
vervoeging van |
---|
inzinken |
inzonken