inzeilde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·zeil·de

Werkwoord

vervoeging van
inzeilen

inzeilde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inzeilen
    • ... dat ik inzeilde. 
    • ... dat jij inzeilde. 
    • ... dat hij, zij, het inzeilde. 

Gangbaarheid