inzegenden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ze·gen·den

Werkwoord

vervoeging van
inzegenen

inzegenden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inzegenen
    • ...dat wij inzegenden. 
    • ...dat jullie inzegenden. 
    • ...dat zij inzegenden.