inzaait

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·zaait

Werkwoord

vervoeging van
inzaaien

inzaait

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzaaien
    • ... dat jij inzaait. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inzaaien
    • ... dat hij inzaait.