introk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·trok
Werkwoord
vervoeging van |
---|
intrekken |
introk
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van intrekken
- ... dat ik introk.
- ... dat jij introk.
- ... dat hij, zij, het introk.
- ... dat ik introk.
vervoeging van |
---|
intrekken |
introk