intrede
Uiterlijk
- in·tre·de
- samenstelling van in en trede [1]
vervoeging van |
---|
intreden |
intrede
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van intreden
- ... dat men intrede.
- Het woord intrede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "intrede" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ intrede op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be