intrede

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·tre·de
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
intreden

intrede

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van intreden
    • ... dat men intrede. 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen