intraden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·tra·den

Werkwoord

vervoeging van
intreden

intraden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van intreden
    • ...dat wij intraden. 
    • ...dat jullie intraden. 
    • ...dat zij intraden.