intimideerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ti·mi·deer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
intimideren |
intimideerde
- enkelvoud verleden tijd van intimideren
- Ik intimideerde.
- Jij intimideerde.
- Hij, zij, het intimideerde.
- Ik intimideerde.
vervoeging van |
---|
intimideren |
intimideerde