interrumpeerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ter·rum·peer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
interrumperen |
interrumpeerden
- meervoud verleden tijd van interrumperen
- Wij interrumpeerden.
- Jullie interrumpeerden.
- Zij interrumpeerden.
- Wij interrumpeerden.